Tweedeling
Dinsdag 17 November 2015 | Door Yves Longchamp
De economische cijfers wijzen nog steeds op een tweedeling in de wereld: enerzijds een sterke dienstensector en anderzijds een zwakke productie- en mijnbouwsector.
De industriële productie in Japan, Duitsland, China en de VS is sinds begin dit jaar iets gedaald. Deze ontwikkeling werd bevestigd door de wereldwijde PMI voor de productiesector, die in september licht achteruitging tot 50,6. In de VS liepen de orders voor duurzame goederen terug, wat wijst op een daling van de investeringen. Ook de bezettingsgraad van de productiecapaciteit viel terug. Het Amerikaanse BBP liet echter in het derde kwartaal geen daling van de investeringen zien, met uitzondering van de mijnbouwsector. In Europa zijn de productiecijfers positiever. De orderportefeuilles zijn beter gevuld, met name in Spanje, Italië en Frankrijk. Over het algemeen was er in Duitsland op dit punt echter sprake van een status quo. Terwijl de Duitse export naar China daalde, gaven de exportcijfers naar de eurozone opnieuw blijk van veerkracht.
In de dienstensector is het verschil enorm. In Europa en de VS blijven de indicatoren op een duurzame groei wijzen, maar doen er zich geen tekenen van versnelling voor. De indicato¬ren van het consumentenvertrouwen zijn over de hele linie positief, wat overeenstemt met de algemene verbetering van de arbeidsmarkt. In beide economieën worden de bestedingen van de huishoudens ondersteund door de consumentenkre¬dietverlening.
In China zet de sterk opgezwollen productiesector duidelijk een rem op de economische groei, terwijl de consumptie de steunpilaar is die voorkomt dat de economie te snel vertraagt. De lonen gaan gestaag omhoog en de spaarquote begint te dalen. Hierdoor kon de detailhandelsomzet licht stijgen, terwijl de industriële productie met overheidssteun overeind wordt gehouden. De kredietverlening aan huishoudens en consumenten vertoont een duurzame, bovengemiddelde groei en aangezien het aandeel van de particuliere consumptie in het BBP onder de 40 % ligt – wat lager is dan India, Rusland en Brazilië – heeft deze trend een enorm opwaarts potentieel.
In de rest van Azië is de industriële productie in hoge mate afhankelijk van de buitenlandse vraag, waardoor de productiesector in deze regio sterker is gedaald dan in het Westen. De lokale productiesectoren hebben zwaar te lijden onder de stopgezette kapitaaluitgaven in de ontginningsindustrie, een teruglopende vraag en een groeiende substitutie van geïmporteerde goederen in China. En die landen kunnen niet rekenen op de stabiliserende invloed van de binnenlandse consumptie. De particuliere consumptie is zwak en het is onwaarschijnlijk dat monetaire versoepeling hier een oplossing kan bieden: door de hoge hefboomratio’s stijgt de kredietverlening nauwelijks, ondanks de lage rente, en de zwakke valuta’s hebben een negatieve impact op de consumptie. Uit het voorbeeld van Japan blijkt duidelijk dat de devaluatie positief was voor de winstgevendheid van de bedrijven, maar geen duurzame groei van de exportafhankelijke productiesector teweeg kon brengen. Ondertussen gaat de consument, die al een btw-verhoging te verduren kreeg, ook nog gebukt onder hogere importprijzen. Daarom zijn de zorgeloze shoppers in Tokio, Kuala Lumpur en Hongkong voornamelijk Chinese toeristen.
Al met al laten de economische cijfers zien dat de productiesector verder is gedaald en dat de dienstensector waarschijnlijk een cyclisch hoogtepunt heeft bereikt. Uit onze eigen indicatoren van het economisch momentum blijkt dat de algemene activiteit in de eurozone en de VS toeneemt, zij het in een steeds lager tempo.
Meld u aan voor de Beleggen.nl dagelijkse nieuwsbrief
en blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de beurs!